Liet ik eerder deze week een nachtelijke haast-foto zien van het weeshuismerklapje van Kaatje Eijgensteijn waaraan ik toen net de laatste hand aan het borduurwerk had gelegd, gisteravond en vanmorgen heb ik het lapje omgezoomd en verder afgewerkt zodat ik nu met recht kan zeggen dat Kaatjes lap echt af is.

Hier ligt de linnen Kaatje naast de papieren Kaatje in het boek van Berthi. Wat meteen opvalt is de verhouding. Mijn lap van Kaatje lijkt breder te zijn dan het origineel.
Dat laatste is slechts schijn, in werkelijkheid is de lap van de oude Kaatje iets groter. Kaatje uit 1836 is geborduurd op linnen met 19 draden in de breedte en is 23,5 centimeter breed. Mijn Kaatje kreeg linnen van 22 draadjes per cm in de breedte en is ongeveer 2 centimeter smaller uitgekomen.

Omdat de originele merklap in de lengterichting geen 19 maar 16 draadjes linnen per centimeter heeft lijken alle patronen wat langerekter te zijn dan op de nieuwe lap waar in de breedte evenveel draden zijn dan in de lengte. De oude merklap is 29,5 centimeter in lengte terwijl de mijne, bijna vierkant slechts 22 centimeter in lengte meet.

Mijn patroontjes zijn wat 'vierkanter' in verhouding. Mijn linnen is een 'evenweave', het linnen uit het weeshuis een 'unevenweave'. De meeste moderne linnens zijn evenweave geweven.

Ook aan Kaatjes achterkant heb ik wat extra aandacht besteed. Ik heb zoveel mogelijk geprobeerd om op dezelfde manier af te hechten als Kaatje, met wat langere draadeindjes dan ik gewoonlijk laat zitten en ook de steekjes heb ik zo uitgevoerd als in het origineel.

Voor de zoom heb ik gekozen voor een eenvoudig open zoompje. Naast de rij met kronen borduurde ik mijn initialen en het jaartal 2013. Daarmee waren de laatste steekjes aan Kaatje gezet.